Organizations
Keywords

There are no Keywords that match this search

Danish Keywords

There are no Danish Keywords that match this search

Dutch Keywords
Show More Dutch Keywords
German Keywords

There are no German Keywords that match this search

Icelandic Keywords

There are no Icelandic Keywords that match this search

Place Mentioned

There are no Place Mentioned that match this search

Place of Narration
Narrator Gender

There are no Narrator Gender that match this search

close
26
Leaflet | © OpenStreetMap contributors, Points © 2019 LINZ
27 datasets found
Dutch Keywords: meisje Place of Narration: Den Haag
Het dochtertje van den advocaet Mahu siende een gild-os voorbij trommelen met kranssen en linten rontom versiert, vraegde: 'Moeder, is dat beest vandaeg jarich dat sij het soo besteecken?'
Een dame in Den Haag was vreeselijk lastig voor de dienstboden en had ieder oogenblik ander personeel. Ze had twee kinderen, allebei jongens, en wou er nou heel graag een dochtertje bij hebben. Ze was zwanger. Het dienstmeisje zei haar echter, dat het weer een jongen zou zijn. Hoe ze dat wist. Ja, dat was zeker. Want een jongen dat ging, maar een meisje...
De heer Barleus was met iemant op een droncken avont een schoone welgeborste en gebilde Geldersche deeren sien. Hij wierdt vrij wat amoreus. R. 'Sie daer, mijnheer, wat segt gij nu van mijn stantvastigheyt. Bij die schoone dochter heb ick een gansche nacht geslaepen, sonder haer hand of vinger aen te raecken.' R. 'Wel, wat duyvel is het mogelijck! Doet...
Roeland hadde sich om seeckere dochter, daer hij amoreus op was, te krijgen, den duyvel overgegeven, mits dat hij hem alledaeg iets nieuws soude belasten moeten, want soo hij iets commandeerde dat al eens geëxcuteert was of niet meer om te commandeeren kost uytvinden, dat er parate executie op sijn persoon soude vallen. Wederom soo hij den duyvel 3 maelen...
Seker jodinneken was al haer leven voor eene van de eerlijxte maegden van Israël gehouden. Seker filebout hadde dit meysje bestruyft. De joden beschreven terstondt de oudsten van haere natie, alsoo daer een maegdt soude baeren. Daer quam een excessive groote vergaderinge om haeren Messias te ontfangen, maer als het daer op aen quam baerde sij een meysjen.
Cicero troude een jong meysken doen hij sestich jaer out was. Sijn vrienden hem berispende, seyden wat hij met soo jongen juffertje dee. 'Wagt tot morgen', antwoorde hij 'dan sal 't een vrouw sijn.'
Iemant die een moy meysjen bestruyft hadde, hoorde dapper de grammatica als men hem seyde: 'Hoe dorst gij het bestaen, dagt gij niet dat het eens soude haperen?' R. 'Het is alsser staet in I. 13 D. ad leg. Aquil.: "Nemo est dominus membrorum suorum".'
Harmen ging een klooster besien, daer hij eenige nieuwelingen vondt die noch in haer proefjaeren waeren en vroeg haer of sij niet elck met een moy nymphje versien waeren. R. 'O, neen in waerheyt, want dat werdt ons niet eer vergunt voordat wij gestabilieerde munnicken zijn.'
Een paep vraegde een kleyn meysjen of het oock in het bedt piste. Het kint seyde: 'Ja.' 'Gij moet dat niet meer doen', seyde de paep, 'want kinders die in 't bedt pissen, die eet ick op.' 'Och neen, pater', antwoorde het kint, 'eet mij niet, maer ick hebbe een kleyn broertjen dat kackt alle nacht in sijn bedt, eet dat.'
Seker paep hadde een meyt met kint gemaeckt. De andere quamen het te weten, maer veynsden, totdat sij in de kerck songen de boecken Moijses, komende dan tot dien text: 'Es reuwet ihm das er menschen gemacht hatt.' Soo swegen sij altemael stille en den armen duyvel lieten sij alleenigh dese woorden singen.
De baljouw Barlees sagh op straet op een schutting schrickelijke enorme messen geschildert. Hij bleef vlack stilstaen en seyde, nae een lange verwondering: 'De duyvel hael de jongen die sulcke dingen maeckt, men behoorde hem te geesselen, interest reip., want de meysjens beloven sich sulcke en als wij met het vierde part soo breet uytkomen, soo beelden...
Als 3 fielen op de rollen compareerden omdat sij een meysjen hadden helpen verkrachten, vraegde iemant: 'Wat zijn dat voor drie misdadigers?' R. 'Het eene is maer een mes-dadiger, de andere twee sijn hand-dadigers.'
Een moy meysken quam voor de hemel. St. Pieter deed open. R. 'Wel vrijstertjen, wat is uw begeeren?' R. 'In den hemel te sijn.' R. 'Waer komt gij dan vandaen?' R. 'Uyt de werelt.' R. 'Hoe quaemt ghij in de werelt?' R. 'Dat weet ick niet, heer.' R. 'Gaet heen dan en leert het eerst weten en komt dan wederom.'
Seker jodinneken was al haer leven voor eene van de eerlijxte van Israël gehouden. Seker fielebout hadde dit meysje bestruyft. De joden beschreven terstont de outsten van haere natie, alsoo daer een maegdt soude baeren. Daer quam een excessive groote vergaederinge om haeren Messias t' ontfangen, maer als het daerop aen quam baerde sij een meysje.
Een kleutertje, die nog te jong scheen om een hoertje te sijn, van Delf na Den Haeg vaerende, sloeg sulcken praet uyt die haer neering niet duyster te kennen gaf. Een predicant, die om haer met sachticheyt te onderrechten, socht van verre een praetje te maecken: R. 'Vrijstertje, waer sijt gij vandaen?' R. 'Mijnheer, ick ben eerst mijn vaer ontsprongen en...
Een boerinnetje, dat geerne moy ging, hadde met soo wat water in de melck te doen een silvere sleutelreecks overgegaert. Daerna eens haer emmers aen 't water spoelende, ging haer gortel los, dat de sleutelreecks in 't water viel. 'Ja', riep sij, 'met water heb ick u gewonnen, in 't water verlies ick u weer.'
Waterreus De volgende sage gaat over de achternaam Waterreus. Het verhaal ontbreekt nog in de Verhalenbank. Het komt van Wikipedia en is dus auteursrechtelijk beschermde informatie. Maar daarom misschien niet minder interessant voor jullie. De waterreus is een personage uit een legende uit het Zuid-Hollandse vissersdorp Scheveningen. Daarnaast is het de...
Juffrou Schrevelius wiert bij een buyrvrou, die op sterven lach, gehaelt ende als 't eynt met haer naderde, riepen eenige wijven: 'Daer komt de doot, daer komt de doot.' Haer dochtertje, dat met haer gegaen was, liep te post wech. Haer moeder, thuys gekomen sijnde bekeef haer dat se soo onbeschoft was doorgeloopen. 'Och moeder', seyde sij, 'elck een riep...
Apero van der Hoeven, een eerlijck liefhebber in sijn tijt, hadt sijn oog op een kamenier geslagen die braef geborst en gebilt was: 'Meysje, meysje', seyde hij, sijn handt op haer borsten leggende, 'ick sal u bekeuren want gij timmert buyten de roying.'
Een dief, gevangen sittende, wiert gevraegt of hij niet op soo een tijt had een winckel opgebroocken en die bestoolen. R. 'Ick heb nog wel slimmer gedaen.' R. 'Of dat hij oock had een meisje verkragt.' R. 'Ick heb nog wel slimmer gedaen.' R. 'Dat hij had sijn weert vermoort.' R. 'Ick heb nog wel slimmer gedaen.' Men vroeg hem wat dat dan dat slimmer was....
31