No. 300. Eens bood zich een vreemdeling bij de bouwmeesters aan, maar zij verwaardigden zich nauwelijks hem te woord te staan. Schouderophalend stonden ze hem ten laatste toe een proef van zijn kunst af te leggen. Toen voltooide de vreemdeling de Gotische baldakijn voor een beeld - torensgewijs opgetrokken schijnt het een paleis; alles draait ineen als...

De St.-Jan, majestueus rijzend vanuit de tijd, een echte kathedraal, waarvan het Bossche mopje ging: "Witte gij de St.-Jan?" Als de argeloze 'ja' zei, volgde schaterlachend de pointe: "Dan hedde gij veul werrek." (Jan Koesen: 'Toen de Keizer trouwde, juichte heel de Mert', in: De Gelderlander, 24 augustus 1995.)