Organizasyonlar
Keywords

There are no Keywords that match this search

Danish Keywords

There are no Danish Keywords that match this search

Dutch Keywords
Show More Dutch Keywords
German Keywords

There are no German Keywords that match this search

Icelandic Keywords

There are no Icelandic Keywords that match this search

Place Mentioned

There are no Place Mentioned that match this search

Place of Narration
Show More Place of Narration
Narrator Gender

There are no Narrator Gender that match this search

close
2.176 datasets found
Organizasyonlar: Meertens Institute Place of Narration: Den Haag
Een paep hadt sich 's nagts met de schout beseten vol gesopen. Des anderendaegs, 's ochtens op stoel komende, viel hij in slaep onder het singen. De koster quam hem aenstooten en seyde: 'Heer, het is uyt.' R. 'Wel is het uyt, laet het weer volschencken voor de schultes.'
Gerrit dreygde sijn wijf, seggende: 'Ik sal nu niet meer kijven, maer soo ghij het meer doet, soo sal ick u niet meer als een dragt geven, maer die sal goed zijn.' R. 'Dat hoope ick oock, eendragt mag geen quaedt.' Hij wierde soo boos dat hij prompt sijne beloften naequam. Maer sij, oock niet sot, goyde hem tang, rooster, stoelen etc. nae sijn kop. R....
Als den apotheker Marcus van der Hoeven eens zijn winckelknecht dapper over sijne slofficheyt bestrafte, seyde hij ten lesten: 'Sooals ghij een ander dient, soo sult ghij mede gedient werden.' R. 'Meester, hebt ghij dan oock soo slof uw meesters gedient?'
Een geselschap van mans en juffrouwen bijeen zijnde, zagen een onbekende juffrouw voorbij gaan. Yder vroeg wie die wa, maar niemand haar kennende, 'Se is, wie se is', zei er één, 'se is wel gemaakt en heeft een fraaye taille.' 'Is 't niet bedroeft', zei Van den Bembden, 'dat we onse taal, die zoo rijk is, geduurig met bastertwoorden mengen.' 'Wel hoe zoud...
Tot Amsterdam woonde een haen die een kint thuys kreeg. R. Vrijster, moest gij mij spreecken?' R. 'Jae mijnheer, ick breng u hier een kint dat gij bij mij geteelt hebt.' R. 'Och, soete kint, ick kenne u niet, hoe is u naem?' R. 'Trijntje Pieters.' R. 'Wel, wacht een oogenblick, ick sal het boven eens na gaen sien. Neen kind, ick heb geen Trijntje Pieters...
Soo als Joan Maetsuijcker, gouverneur-generael van India, in de heer Matheus van den Broeck sijn schip (daer hij anno 1669 mede met de retourvloot voor admirael nae het vaderlandt toeging) te gast was, wilde hij in presentie van de majoor joncker Tijman Sloot met den adel wat de geck scheeren, volgens sijn oude gewoonte. R. 'Ho, joncker Sloot, ick hadde...
Seker schilder hebbende voor de paus geschildert de seven hooftdeuchden ende seven hooftsonden, maer siende dat hij sober beloont wiert, seyde dat hij noch wel een achste fout wist om er bij te schilderen, namentlijck d'ondanckbaerheyt. De paus, sich geraeckt vindende, seyde: 'Schildert er de achste deugt dan oock bij, te weten patiëntie.'
Monsieur Jaques Auguste de Thou en Don Estevan de Gamarra, dese Spaensche en die Fransche ambassadeur aen de Geunieerde Provintiën, quamen malkanderen, elck met een koets met 6 paerden, tegen in 't Voorhout, en niemand wilde wijcken, maer daerop inslaen. Langerac, die's middags noch bij Spangiën gegeten hadde, en een Fransche dame tot sijn moeder heeft,...
Seecker persoon te biecht gaende, vraegde de priester: 'Wat sijt ghij?' Hij antwoorde: 'Een nar.' Doe vraegde de priester: 'Wat gelooft gij dan?' Resp.: 'Heer, dat gij er oock een bent.'
Seecker mevrouw sach iemant in geselschap laet in de nacht discoureeren. Sij, die liever doen souw als praeten, seyde: 'Wat duyvel, mijnheer, soudt ghij wel een gansche nacht konnen opsitten sonder vaeck te krijgen?' R. 'Neen warachtigh, mevrouw, die dat doen kan, moet al een goet opsitter sijn.'
Menigmalen gebeurt het dat in een huisgezin de een of anderen zieke voorkwam, waarvan men de oorzaak der ziekte niet kon verklaren en zoo ze langdurig begon te worden kwam er langzamerhand de een of andere heks in voor. Langzamerhand begon een elk zijne zienswijze met de opmerking of het niet goed zou zijn om deze heks te voorschijn te roepen en de zieke...
Yemant maeckte eenige juffrouwen wijs dat hij eene iders geluck uyt handt con sien. Een juffrouw, die hij vrijde, stack haer hant uyt. Hij, die besiende, seyde: 'Ick sie hier wat vreemts in dat mij self oock aengaet.' 'Wat is dat?', vraegde sij. 'Mejuffrouw', seyde hij, 'dat al mijn geluck in u handt gelegen is.'
Mattheus Tengnagel raeckte met een van sijn mackers, die soo kael als hij self was, in de kroeg. Men was er vrolijck, maer eyndelijck moest er gelt zijn. R. 'Ey, maet, betael ens voor tweën.' R. 'Doet ghij het eens, ik heb waeragtig geen kleyn gelt etc.' Op het lest moest er het hooge woort ten wederzijden uyt, dat sij allebeyde beroyt waeren. R. 'Wat...
Een seecker eenoogige trouwde een juffrou voor maegt, maer sich daerna bedrogen vindende, verweet het haer heel heftigh. Waerop sij antwoorde, waer dat hij sijn één ooge verlooren hadt. 'Dat', seyde hij, 'hebben mij de vijanden gedaen.' 'En dat ick geen maegt ben', antwoorde sij, 'hebben mij mijne vrienden gedaen.'
In de oeconomie voorde rijcke luyden, van Crates gemaeckt, stont onder andere: 20 rijcxdaelders voor de kock, 1/2 rijcxdaelder voor de docter, 40 voor de pluymstrijcker, en een hontsvot voor een trouwen vrient en raetsman [2 regels doorgestreept].
De barbier Blondel bij Dirck Senten vroolijck zijnde, wiert er een spulletje gespeelt dat men blindelings na een 0 met krijt aen de muyr getrocken, loopen en steecken moest, wie daer het digste bij quam. Het blind gemaeckt te worden viel Blondel te beurt. Met als hij de neusdoeck voor de ogen hadde, ging er één ontrent het 0-tje staen, soo wijt gaepende...
Blaes, voordesen lijndrayer, wierdt gecondemneert om te hangen. Hij doleerde seer over het ongelijck dat sijn geslacht soude overkoomen. Op het leste aen de ladder koomende, kost hij noch niet resolveeren. 'Kom, kom, als een man', seyde de beul, 'het achterwaerts gaen is u geen schande, want ghij hebt nu wel 6 jaeren achtereen boeg gedaen en dat ghij soo...
De coningin Elisabeth, versogt werdende door haere raeden dat se doch haerselven wat beter bewaeren wilde en wat starcker gardes met haer neemen, als sij sich uyt gingh verlustigen, doordien verscheyde aenslaegen op haer gemaeckt waeren en noch korts een heel dangereux ontdeckt was, gaf sij tot antwoort dat sij liever doot was als gevangen.
Doen men in Vranckrijck van vrede tusschen de coning en het Parlement tracteerde, accordeerde men op 't lest. Maer als die van 't Parlement versekering van 's konings woordt begeerde, seyde de coningin of 's conings woordt niet suffisant genoech was. Waerop d'ambassadeur van 't Parlement antwoorde: 'Neen, bij St. Bartel, mevrouw.'
De abt hadde aen een lekebroer sijn paerdt te verkoopen gegeven, die het daer op de marckt aen een pael bondt en daerbij ging wandelen. R. 'Wel frater, wiens paerdt is dat?' R. 'lck weet het niet, maer ik moet het verkoopen.' R. 'Wel. soodoende sult ghij daer niet afraecken.' R. 'Daer heb ik geen last toe.' R. 'Wat moet het gelden?' R. 200 f.' R. 'Dat is...
2226