Organizasyonlar
Keywords

There are no Keywords that match this search

Danish Keywords

There are no Danish Keywords that match this search

Dutch Keywords
Show More Dutch Keywords
German Keywords

There are no German Keywords that match this search

Icelandic Keywords

There are no Icelandic Keywords that match this search

Place Mentioned

There are no Place Mentioned that match this search

Place of Narration
Narrator Gender

There are no Narrator Gender that match this search

close
57 datasets found
Dutch Keywords: huis Organizasyonlar: Meertens Institute Place of Narration: Den Haag
Een dronckaert een accident aen't ooch hebbende, soo wiert hem van de doctor geseyt, indien hij 't drincken niet wilde laten, dat hij 't ooch sou moeten verliesen, waerop hij antwoorde: ''t Is beeter een venster als 't heele huys te verliesen.'
Als keyser Carel sich eenigen tijt tot Napels ophielt en sijne soldaten, die in de borgers huysen gelogeert waren, grooten moetwil bedreven, waerover sij dickwels klaegden, maer gene verlichtinge kregen, op seeckeren tijt soo vraegde de keyser aen een seer geleert man aldaer verscheyde philosoophsche questiën en onder anderen wat de grootste...
Een van de edellieden van Mareschal de Gramond tot Franckfurt sijnde op de waeldag, seyde tegen een Duytsch: 'Wel, wat heeft de keyser een schrickelijcke groote mondt!' 'Dat is een teecken', seyde de Duyts, 'dat hij van 't huys van Oostenrijck is. Maer wat voor een teecken heeft uw coning om te betonen dat hij van de rechte linie van Bourbon is?'
Julius Drusus Publicola sijn huys was rondsom deurluchtig, dat het oog vande buyren alles met gemack kon doorkijcken. Faber nam aen het heele gebouw van alle kanten voor 5 talenten dicht te maecken. R. 'ick sal er u 10 geven soo ghij het soo doorluchtig kunt maecken dat niet alleen mijn buyren, maer alle menschen kunnen sien hoe ick huyshouw.'
Als den tooren tot Lier afbrande door den blixem die daerin geslagen was en sommige seyden dat dit door 's duyvels bedrijf [was gekomen], soo seyde een gereformeerde die daer bij stont: 'Dat sijn maer praetjes, men siet niet dat de duyvel sulcx aen onse kercken doet.' 'Dat can wel sijn', seyde een catholyck, 'want waer heeft men oyt gesien dat iemant sijn...
Seecker heerschap quam tot Amsterdam met sijn knecht, die daer voor desen noyt geweest hadde, en voorbij sijn matres' deur gaende seyde hij: 'Jongen, let wel op dat huys, dat ghij het weet te vinden, want gij sult er morgen een boodschap moeten doen.' R. 't Is wel mijnheer, ick sal het nu wel onthouden, het is daer aldernaest daer die kraey boven op het...
Griet quam een schrickelijck gewelt voor het huys van de heer Doedijns maecken. Die, siende dat er geen reden hielpen, sette haer ten huyse uyt. R. 'Dat doet men aen geen eerelijcke luyden etc. Ick sal nu swijgen, maer laet ick eerst ten avondmael geweest zijn, ick sweer dat gij er dan nog anders van sult hooren.'
Een groentje te Paris komende, sag hij 'Maison à louer', 'Chambre à louer.' 'De d[uvel]', seyde hij, 'Louer moet een rijck man zijn, wijl hem sooveel huysen toekomen.'
Fijtje, weduwe en niet al te rijck zijnde, kocht een schoon groot huys. R. "Wel, wat mag die sloof beginnen met sulcken huys te koopen?' R. 'Sij doet het omdat het huys haer weder verkoopen soude."
Een boer wiert, sooals hij ging om sich te laten scheeren, in de kroeg aengeroepen, daer hij sich soo beseten vol soop dat hij geen 10 stappen uytten huys sijnde, het hachje suyver in de goot leyde en sich bescheet en bespoog. Op dit geluyt en den reuck van dese lieffelijcke vlae komt een varcken aller varckens aen en begint hem de kruymelen uyt de baert...
Een knegt, siende dat sijn meester een deel brieven scheurde, badt dat hij er twee mogt hebben. De meester vraegde wat hij er mee doen soude. 'Ick sal nu d'één en d'ander over een half jaer na huys senden', seyde hij, 'want ick heb aen mijn moeder belooft altemets een brief over te stieren.'
Een vent in de Delfsche schuyt sat machtig en schurckte. Endelijck kreeg hij een wackere luys tusschen sijn nagels, die hij met een groote statigheyt weer in sijn kraeg sette (want uyt de bandt van sijn broeck hadde hij se gehaelt), niet anders seggende als: 'Wat duyvel doe jij daer sooverre van huys? Soo je weer sonder paspoort van uw compagnie loopt,...
Iemant voorbij een huys gaende, daer veel gecken voor geschildert stonden, seyde: 'Wat staen daer al gecken voor het huys.' 'Ja, maer', seyde d' eygenaer, 'daer gaen er noch veel meer voorbij.'
Bodecherus, die op de mesnage twee fulpe boterammen in sijn mantel hadde laten setten, raeckte met een ander professor aen 't disputeeren en bracht een ongefondeert argument voor, waerop hem d'ander bij sijne boterammen vattende, seyde: 'Mijnheer, dat en volgt niet.'
Bep is een paranormaal begaafd medium en zij wist mij te vertellen dat het op de Houtzagerssingel in Den Haag spookt. “Bij mij om de hoek staat een oud weeshuis, daar kijk ik precies tegenaan achter mijn huis. Nu is het zo dat mijn jongste dochter daar erg gevoelig voor was. Ze zag altijd kinderen voor haar raam om te spelen, ook in haar kamertje. Maar...
Als Socrates van beyde sijn wijven Myrthe en Xantippe suyver ten huys uytgekeven was, ging hij op de stoep sitten, daer sij hem noch uyt de venster met pis begooten, soo seyde de goede man anders niet als: 'Ick dacht wel dat op soo stercken donder een swaere regen soude volgen.'
Iemant swetste seer van de liefde van sijn vrouw, verhalende tot preuve van dien, dat hij eens voorgenomen hadt een tochtje na de Straet te doen en haer vroeg of hij wel een jaertje soude mogen uytblijven, waerop sij hadde geantwoort: 'Och ja, al bleeft gij al u leven uyt.'
Als eenige getroude mans evenseer snoefde hoeveel voogd dat sij in haere huysen waeren, deyd'er een: 'Ick doe wat ik wil, mijn wijf sorgt voor alles, ick gae dickwils voor heele maenden agtereen van huys sonder dat sij ergens van weet. Als ick thuys kom, soo siet se alweer even blij.' R. 'Hoe droes raeckt sij dan met 't kindt?' R. 'Daer laet ick haer oock...
Van den smid die niet sterven wilde. B. Er was eens een rijke man die heel barmhartig was. Nu gebeurde het dat Jezus op een van zijn omzwervingen met zijn apostelen aan het huis van dien man kwam en om nachtverblijf vroeg. Natuurlijk waren ze welkom en werden ze gastvrij onthaald. 's Morgens vertrokken de gasten, maar Petrus bleef nog achter, want Jezus...
Iemant spoog in een huys daer 't al te sinnelijck was den hospes drijvende in 't aensigt. Gevracht waerom, antwoorde: 'Omdat ick geen vuyler plaets in 't heele huys sie.'
60