6 results
Dutch Keywords: donker
Toevoegen aan §5II, Aant. 1948, fol. 5b, t.a.v. de heer Hans Veneman: deze „magische techniek” is niet zo onbekend, ook niet „buiten het milieu”. Meyer Sluyser schrijft in zijn „Als de dag van gisteren…”, p. 136: „Had grootmoeder Gitele besloten sleutel en gebedenboek te raadplegen, dan ging ze in een donkere hoek van het vertrek staan. Liefst achter een...
nl.verhalenbank.48572
Witte Wieven Dominee Detmar, te Ede, kwam laat terug van het bezoek bij een ouderling en moest de Witte Wieven bij Kernhem passeren. Hij voelde zich ongerust, er zou hem iets gebeuren. Toch ging hij. Op het Hooge Dennenboschje verscheen hem een witte juffer. Dominee zei: "Ben je van God, dan staat, ben je van de duivel, dan gaat." En de gedaante verdween.
nl.verhalenbank.13627
Katten, die in de nacht de mensen die nog op pad waren, geluidloos volgden en spoorloos verdwenen. Er is een verhaal van een kaarter die op winteravonden bij den pastoor ging kaarten en altijd op zijn thuisweg door zo'n spookkat werd gevolgd, tot de pastoor 't dier zegende en 't verdween. Moet in Dieteren zijn gepasseerd. Ook sprong zo'n kat den mens...
nl.verhalenbank.13531
De Witte Dame Men spreekt hier nog over "De Witte Dame", langs de Schelde, bij het Hellegat. Die Hellegat was voor enige jaren bijna geheel ingepolderd. Op de witte dame rust een vloek. Ze is in tooverbanden geslagen. Elke eeuw komt ze in donkere nacht, te klokke twaalf uur, meest wanneer de storm raast, wandelend over de Scheldedijk. Ze schrijdt zwijgend...
nl.verhalenbank.13481
Daar geloofden ze vroeger ook in: "Die kan oe betoveren", werd er altijd gezegd. Altijd van die ouwe vrouwkes met een zwarte doek en donker van opzicht. Als ge daar mee paard en wagen voorbijkwam en die vrouw keek door 't raam, dan gebeurde er binnen een half uur een ongeluk. Die toverheksen konden overal door, door 't gootgat, door de muur heen. Als er...
nl.verhalenbank.127786
Us beppe (in Grinslânse) fortelde: Op it Westersân by Oldekerk yn Grinslân wennen trije âldfammen. Dat wienen tsjoensters. Sy woenen alle trije wol graech in man ha, mar sy krigen noait oansyk. Dat kaem omdat se de frije kúnst útoefenen. Der wienen trije gereformearde âlderlingen, dy woenen wolris wite, hoefolle dêr fan oan wie; fan dy duvelskunsten. Dy...
nl.verhalenbank.19700
5