Dataset extent
nl.verhalenbank.9524
Aagt van Eenrum
Aagt was gezond maar arm. Zij bezat niets op de wereld. En in Eenrum was dat iets bijzonders, want daar waren vroeger alle mensen rijk. Daarom mocht Aagt ook niet arm blijven. Die gedachte kon niemand verdragen.
In die dagen lag er bij Eenrum een groot stuk land dat nog geen naam had. Het was van niemand en diende als vogelweide.
Het land lag ook maar laag. Het was groot genoeg voor Aagt. Daar waren de Eenrummers het wel over eens.
Alleen, ze moest er wat voor doen. Niks voor niks was ook toen al een bekend gezegde.
De mannen wilden het haar niet te moeilijk maken; ze moest een keer van voren naar achteren door de kerk lopen.
"Als dat alles is...," zei Aagt.
Maar de kerk moest wel vol zitten.
"Nou, wat zou dat?"
En ze moest zich wel eerst spiernaakt uitkleden.
Daar werd ze stil van.
De mannen keken haar hoopvol aan.
Aagt was lang genoeg arm geweest.
"Ik doe het!" riep ze.
De volgende zondag stroomde de kerk vol.
Aagt deed het op een holletje, de ene deur in, de andere uit. Maar de kerkgangers hadden alle gelegenheid hun ogen de kost te geven.
Aagt sloeg zich op de borst en op haar achterste, en zei: "Van voren Aagt, van achteren Aagt en het hele Eenrummer Aagt is van Aagt!"
Zo had dat land meteen een naam. Het heet daar nog altijd 't Aagt.
(Groningen)