Dataset extent
nl.verhalenbank.69992
M’n moeder die kon d’r toch zo mooi van vertellen he. Zij zei altijd tegen ons: “kinders denk d’rom hoor, als je ’s avonds een keer wat laat uit Noek terug komt, dat je nooit langs de [… de kraker] of langs [suusje] gaat, want daar deug het niet hoor.” M’n moeder en andere mensen uit de buurte die hadden dan meer dan eens in de omgeving in de kouwe polder zo tegen de Noordiek aangezien dat er in ‘t schemerdonker dertig, veertig rouwkoets, nou met twee zwarte paarden ervoor gespannen langzaam voortgetrokken, soms dwars door de andere heen. En die paarden die konden geen poot verzetten of ze raakten een wild [knietje] Zwermen van die beesies dansten de ’s morgens tussen de pijlen en de wagen door. Dat gezegd, dat duurt nooit zo lang he, maar wat wel vreemd was, als die of een ander zoiets gezien hadde, dan kon je d’r vast op rekenen dat er zo eigen in D’n Noek of in de omliggende polders een plotselinge sterfgeval zou voordoen.