nl.verhalenbank.69659

Er waren huizen, die zijn er tegenwoordig trouwens nog, waar je een-hoog achter of een-hoog voor kon wonen. Dus achter woonden in zo’n huis mensen en aan de voorkant woonden ook mensen. Nou woonden er aan de achterkant een hele oude vrouw en al de bewoner die daar dus verder woonden die zeiden allemaal “Da’s een heks”. Maar ja, bewijzen kon je het niet. Maar nou woonden er aan de voorkant nogal een potige kerel met z’n vrouw en der komt op een gegeven moment ook een zwarte kat bij hem in z’n kamer lopen. En de man die was nogal driftig en zo die hield helemaal niet van katten en die neemt een mes wat op tafel ligt en gooit naar die kat. En hij raakt die kat in der rechter voorpoot, dus dat beest rende weg. Al die buren die daarvoor woonden en die oude vrouw van hekserij verdachten , ging die potige kerel, die ging bij al die buurtje in die huizen, he, zeit die: “we moeten afwachten, we moeten afwachten, want ik heb net een kat in huis gehad en die heb ik in zijn voorpoot geraakt. Morgenochtend opletten of dat ouwe wijf gewond is”. En ja hoor, ’s morgens kwam ze de straat op, de trap af en der rechterarm zat helemaal in ’t verband.